onderdeel van geneaknowhow.net

VAN PAPIER NAAR DIGITAAL

Ter bevordering van het online brengen van genealogisch bronmateriaal.

   

 

 

Veel beeldmateriaal van Schagen.

terug naar de feestpagina | naar het beeldmateriaal van Schagen

 

Ter gelegenheid van het bereiken van de 250.000ste online pagina met beeldmateriaal bij Van Papier Naar Digitaal is een groot aantal bronnen van Schagen beschikbaar gekomen. Het was Erik Visser die ons in staat heeft gesteld om u - om precies te zijn - 22.561 pagina's afbeeldingen van archiefmateriaal ter beschikkking te kunnen stellen! Daarnaast konden met zijn hulp nog een aantal bewerkingen online worden geplaatst naast het beeldmateriaal en enkele interessante artikelen over Schagen. Deze artikelen zijn van de hand van Karel Numan en Ruud van der Pol, beiden actieve leden van de Historische Vereeniging Schagen die dit jaar 25 jaar bestaat.

Zie voor een korte historie en meer detailinformatie in enkele artikelen verderop op deze pagina. Nu allereerst de archiefstukken zelf opgesomd en waar nodig van een korte toelichting voorzien.

Archiefstuk in beeld: Toelichting:
Registers van transporten en hypotheken.
  • datering: transporten 1555-1655, 1659-1811 (tot midden 18e eeuw meestal met index op voornaam), hypotheken 1684-1811 (deels met index op voornaam) en een reeks minuten van transporten en hypotheken 1771-1786, 1790-1795, 1797-1808
  • samen 14.277 afbeeldingen
Een immense reeks van deze registers is hier beschikbaar. Als er overdracht van goed plaatsvond werd dat in dit register vastgelegd, ook als er hypotheken werden gevestigd. Door de aanwezige langjarige reeks is het eigendom van bezittingen gedurende tweeëneenhalve eeuw te volgen!
Deze oude registers vragen wel wat van de lezer. Ze zijn lastig leesbaar zonder goed kennis van het oude schrift, maar geven vervolgens heel veel prijs.
   
Belastingregisters uit het gaardersarchief.
  • datering: 1709-1805
  • samen 5.415 afbeeldingen
Het betreft een aantal belastingen die verschillende periodes beslaan. Aanwezig zijn hier de 20e en 40e penning op (on)roerend goed, de collaterale successie en rekeningen van de ontvanger van de gaardersbelastingen.
   
Generale pacht en overdracht van eigendommen .
  • datering: generale pacht 1605, 1610, 1615, 1622, 1633, 1638, overdracht eigendommen 1824-1833
  • samen 429 afbeeldingen
 
   
Het land van Schagen en zijn polders.
  • datering: 1723-1829, 1900, 1922-1944
  • samen 488 afbeeldingen
Het gaat hier om aangelegde registers betreffende de banne en polder Schagen (oppervlakte landerijen), de polder Burghorn (leggers) en de Westerkaagpolder (kohieren). 
Van de banne en polder zijn ook verschillende kaarten aanwezig. 
   
Verpondingsregisters en landgegevens in het secretariearchief.
  • datering: verpondingsregisters 1595, 1632, 1686-1820, landerijen en huizen 1722-1744, 1747-1774, huurwaarde landerijen 1786-1803, 1822, kadastrale situatie 1834
  • samen 1.932 afbeeldingen
 

 

Korte historie Schagen

De plaats Schagen werd rond 975 al genoemd in diverse teksten, zoals bij een telling van het inwoneraantal; er woonden toen 43 mensen. Schagen heet dan Scagha. Om Schagen heen lag veel water. Mogelijk verwijst de naam Scagha daar ook naar: het kan betekenen 'uitstekende punt'. Toen de zee zich weer wat terugtrok aan het eind van de 13e eeuw konden de plaatsen in het gebied groeien. Met name de grond rondom Schagen was vruchtbaar en zo bleef het de belangrijkste plaats in het gebied.

Volgens Van der Aa "is Schagen van eene bijzondere oudheid". De plaats kreeg in 1402 als een vrije week- en jaarmarkt, een recht dat werd verleend door Graaf Albrecht van Beieren. In 1415 verleende Willem VI stadsrechten aan het toen al flink gegroeide Schagen. In 1427 gaf Filips de Goede van Bourgondië Schagen in leen aan zijn oom Willem, één van de zeven bastaarden van Aelbrecht van Beijeren, en aan Maria van Bronckhorst. Daarmee werd het een heerlijkheid en kreeg het nog meer rechten dan stadsrechten, waaronder de mogelijkheid zeggenschap te hebben over de diverse andere kleinere plaatsen rondom Schagen.
Volgens Van der Aa omvat de heerlijkheid 3384 hectaren land, waarvan het overgrote gedeelte (3347 hectaren) belastbaar is. En belasting heffen betekent ook boekhouden van de inkomsten en degenen die het geld moesten betalen. Het oudste belastingkohier van Schagen dateert uit 1595, een mooie vroege bron om een idee te krijgen van de bewoners.
In 1603 kreeg Schagen een jaarlijkse paardenmarkt, men kreeg daar toestemming van de Staten van Holland en Westfriesland, die over dat soort zaken besliste.

In het begin van de Gouden Eeuw kende Schagen nauwelijks een bloei, dit in tegenstelling tot steden in de buurt zoals Alkmaar, Enkhuizen, Medemblik en Hoorn. Pas later kon de stad profiteren van de toegenomen welvaart, maar het haalde nooit de bloei die de genoemde steden doormaakten. Ook na de Gouden Eeuw bleef een doorgroei uit.

Mede door de inpoldering van het omliggende gebied kon Schagen in de 19e eeuw economisch weer tot bloei komen. Met name de veemarkt speelde daarbij een belangrijke rol. Toen Van der Aa zijn Aardrijkskundig Woordenboek der Nederlanden schreef (rond 1850) noemde hij Schagen slechts 'een vlek in de vrije Heerlijkheid Schagen'. Toen in 1865 echter de spoorlijn Staatslijn K tussen Alkmaar en Den Helder in gebruik werd genomen ontstond er een groot afzetgebied van en voor de ambtelijke nijverheid. Schagen had toen ongeveer 2060 inwoners. In de loop van de 20e eeuw zakte de welvaart weer langzaam in.

Bronnen:
- Wikipedia;
- Van der Aa, Aardrijkskundig Woordenboek der Nederlanden.
 

Een deel van de kaart van de polder genaamd "Benoorden, en bezuiden 't Nespad en agter de Lagezyde" in 1819.
Samen met veel andere kaarten opgenomen in het materiaal dat hier nu online te vinden is.

 

Een aantal artikelen met meer detailinformatie

Met toestemming van de auteurs kunnen we hieronder de teksten plaatsen van enkele artikelen, waarin meer detailinformatie over de geschiedenis van Schagen naar voren komt. De teksten zijn hierna integraal en inclusief bijbehorende afbeeldingen opgenomen. 
Het gaat om de volgende vier artikelen:

  • Een hele straat verkocht.
  • Hollebol en Lollepot
  • De korenmolenaars op de Oostermeelmolen van Schagen
  • De molenstaat en de molens

 

 

Een hele straat verkocht

Uit de transportregisters van Schagen (1770 - 1810), aflevering 5. 

Door Karel Numan

Aan het begin van de 19e eeuw bezit de heer van Schagen de gehele zuidkant van de Heerestraat en een paar huizen aan de oostkant van de poort die toegang geeft tot het kasteel. In die jaren is Theodore Henrij Antoine Graave d'Oultremont en Warfuzée, Vrijheer van Schagen, Schagerkoggen en Burghorn (1791 - 1814) de heer van Schagen. Het kasteel heeft zijn beste tijd gehad en het besluit valt alle bijgebouwen te verkopen. Tijdgenoot Cornelis Bok legt een en ander vast en maakt het mee. Zie ook F. Diederik en F.Timmer, Slot Schagen, Boekhandel Plukker (2002), blz. 108.
Deze publieke verkoop zal niemand ontgaan zijn. De heer van Schagen was wat van plan, anders doe je dit niet. En het kasteel lag er ook al niet erg lekker bij. In 1815 volgt de gedeeltelijke sloop, in een 1826 wordt op de torens na de rest gesloopt. Maar wie had er in 1806 belang bij het veilig stellen van de kaatsbaan?

Op 24 maart 1806 heeft de publieke verkoping plaats van de onderstaande huizen. De toenmalige rentmeester, Pieter Westing, is belast met de verkoop.

- Lijsbeth Casperse Reige, wonend in Schagen, koopt 'Een Huis staande naast de Voorpoort van het Casteel te Schagen, belend genoemde Poort ten Oosten en het Westpaviljoen van het voorplein van het Kasteel van Schagen ten Westen', onder de conditie dat zij geen gebruik zal mogen maken 'van het voorplein van het Casteel agter genoemd Huis'. 
De prijs die ze betaalt bedraagt f. 306,--

- Pieter Westing, de rentmeester, koopt voor zichzelf 'Een Huis en Erve met deszelfs Koetshuis en Paardenstalling, zijnde het Paviljoen ten westen, het Voorplein van het Casteel te Schagen als meede een Huis annex hetzelve mitsgaders een schoone en welaangelegde Tuin agter hetzelve gelegen, belend het terzelver tijd aan Lijsbeth Casperse Reige verkogte Huis ten Oosten en het meede ter dien tijd aan Jacob van Reisinge verkogte Huis ten Westen'. Bedongen voorwaarde bij de koop is nog dat Westing 'een vrije in- en uitreed (= uitrit) door de Voorpoort van het Casteel over het plein van het voornoemde Casteel tot aan de Stallinge (zal) hebben, als meede een vrij gebruik van het voorzegde plein, zoo verre het Huis en Stallinge zijn strekkende, mits het voornoemde plein ook in zoo verre daarvoor behoorlijk schoon en zindelijk houdende en den Verkooper het vrije meede gebruik van dat plein geen hindernis toebrengende, nog ook niet aan de Kaatsbaan'.
Westing betaalt er f. 1279,-- voor.

- Jacob van Reizinge, woonachtig in Schagen, koopt 'Een Huisje staande in de Heerestraat te Schagen, belend het ter zelven tijd aan Pieter Westing verkogte huis ten Oosten en het te dier tijd aan Jan Schipper verkogte Huisje ten westen'. 
Hij betaalt er f. 51,-- voor.

- Jan Schipper uit Egmond aan Zee koopt 'Een Huisje staande in de Heerestraat te Schagen belend het ter zelver tijd aan Jacob van Reisinge verkogte huisje ten oosten en het te dier tijd aan Teunis Klerk verkogte huisje ten Westen'. 
Jan Schipper betaalt voor dit huisje f. 70,--.

- Teunis Klerk, die in Schagen woont, koopt 'Een Huisje staande in de Heerestraat te Schagen, belend het ter zelver tijd aan Jan Schipper verkogte Huisje ten Oosten en het te dier tijd aan Jan de Vries verkogte Huisje ten Westen'. 
Dit huisje kost Klerk f. 54,--.

- Gerrit Kraane, woonachtig in Schagen, koopt 'Een huis en Erve staande en gelegen op de Hoek van de Heerestraat en de Loet te Schagen, belend me thet ter zelver tijd aan Jan de Vries verkogte Huis ten Oosten en Jan Rijpland ten Westen'. 
Gerrit Kraane heeft voor dit huis en erf f. 527,-- betaald.

Jan de Vries koopt het huis tussen Teunis Klerk en Gerrit Kraane staande, maar daarvan is geen transportacte te vinden.
Het gaat dus in de Heerestraat om 7 panden en pandjes.

In 1806 wordt de hele rij huizen aan de Herenstraat verkocht (Th. Zoetlief, olieverf).

 

Op 2 mei 1806 worden er door de rentmeester Pieter Westing nog twee huizen verkocht namens de Heer van Schagen.

- Cornelis Duits uit Schagen koopt 'Een Huisje belend het Paviljoen ten Oosten, het voorplein van het Casteel te Schagen ten Oosten en het ter zelver tijd door voornoemde Cornelis Duits gekogte huisje ten Westen'. Cornelis Duits mag net als Lijsbeth Reige geen gebruik maken van het voorplein van het kasteel dat achter zijn huis is gelegen, 'zoo verre dit perceel is strekkende, dan met speciaal consent (= toestemming) van den verkooper, en het zelve daar voor behoorlijk schoon en zindelijk houden en den verkooper (niet te belemmeren) in het vrije meedegebruik van het plein, geen hindernis toebrengende nog ook niet aan de Kaatsbaan'. 
Cornelis Duits vetaalt voor het geheel f. 467,--.

- Cornelis Duits koopt eveneens 'Een Huis staande naast de Voorpoort van het Casteel te Schagen, belend genoemde Voorpoort ten westen en het ter zelver tijd door voornoemde Cornelis Duits gekogte huisje ten Oosten, zoodanig het zelve bedoeld is en met de lijdende en heerschende dienstbaarheeden daarbij bezeeten (zullende den kooper van dit perceel geen gebruik van het voorplein van het Casteel agter het zelve geleegen, in zoo verre dit perceel is strekkende dan met speciaal consent van den verkooper, en het zelve daarvoor behoorlijk schoon en zindelijk houdende, en den verkooper in het vrij meede gebruik van dat plein geen hindernis toebrengende, nog ook niet aan de Kaatsbaan)'. 
Cornelis Duits betaalt voor dit huis het bedrag van f. 311,--.

De Heer van Schagen verkocht wel een aantal huizen, maar 'vertrok' nog niet. Hij stelt er in elk geval prijs zijn kaatsbaan te kunnen blijven gebruiken. 
De huizen staan dus aan het voorplein van het kasteel en langs de zuidelijke kant van de Herestraat.
De verkoop brengt in het jaar 1806 f. 3065,-- op, nog niet meegerekend het huisje dat aan Jan de Vries wordt verkocht. Dat zal wel iets tussen de f. 50,-- en 70,-- hebben opgebracht gezien de prijs die voor de belendende pandjes werd betaald. Een aardig bedrag, maar waarschijnlijk niet genoeg om de Heer van Schagen uit zijn mogelijke problemen te helpen.

 

 

Hollebol en Lollepot

Door Karel Numan

Door de landmeters van het eerst aangelegde kadaster is de banne Schagen verdeeld in zes secties, geletterd A tot en met G. Zij waren aan het werk gegaan in het begin van de 19e eeuw, nog in de tijd van het Franse bestuur en op grond van de richtlijnen van de Napoleontische decreten. De eerste resultaten ervan zijn prachtig vastgelegd door Pieter Leek in tekeningen die hij maakte of voltooide in 1819. Deze zeer grote tekeningen (van 80 cm bij ruim 1,5 meter) zijn schitterend door kleur en detail. Ze bevinden zich in het Regionaal Archief Alkmaar in Alkmaar. De kadastrale opnames zijn voltooid in de jaren 1826-1832, samen met de Oorspronkelijke Aanwijzende Tafels. Dit zijn de lijsten waarin de namen van de bezitters van grond en huizen staan genoteerd, de omvang en soort van hun bezit in vierkante meters en de categorieën en tarieven die voor de belasting op hen van toepassing zouden zijn. Voor Schagen zijn deze opmetingen en tafels gemaakt door S.P. van Diggelen. Ze zijn te vinden op de website 'De Woonomgeving'. Noch op de tekening noch in de tafels zijn veldnamen vermeld. 
Alle percelen in de secties A tot en met G hebben een nummer gekregen. Het nummer op de tekeningen van Pieter Leek is hetzelfde als het nummer op de tekeningen van Van Diggelen. Het verschil is dat Leek ook het aantal vierkante meters en de het daarbij horende aantal garsen, snesen en roeden (de oude maten) heeft genoteerd in zijn kaarten.
De verpondingsboeken van Schagen, de voorgangers van het kadaster en de tafels, hebben gefunctioneerd tot ongeveer 1830. In het verpondingsregister van 1803, het laatste verpondingsboek dat is gemaakt in Schagen en de opvolger van het register van 1686, staan aantekeningen van wisseling van eigenaar tot in in de jaren 1829 en 1830.

De volgorde van de nummering in deze verpondingsregisters wijkt geheel af van de volgorde waarin de landmeters van het kadaster 'door het land liepen'. De indeling in 'secties' is een totaal andere, de nummering dus eveneens, terwijl daaranaast dus ook nog eens de volgorde van opnemen geheel verschilt. Wel staan er in deze verpondingsregisters een paar honderd namen van landjes, onze veldnamen.
Wie wil weten - en dat willen we! - welk landje welke naam droeg, moet dus de verpondingsregisters van 1686 en 1803 op de goede manier op de kadastrale opnames van 1819 tot 1832 leggen. En daar zit hem nu net het probleem. Het lijkt het meest op een puzzle waarvan alle stukjes zijn ontdaan van alle 'uitstulpingen 'en 'inhammen'. Niets past meer precies, de kleuren niet, de maten niet.

De verponders gebruikten garsen, snesen en roeden (1 gars is 12 snees, 1 snees is 20 roeden). Hoeveel vierkante meter is een roede? Dat verschilt per streek, en in een streek ook per gemeenschap. Volgens Pieter Leek - door zijn aantekeningen in de kaarten kun je dat makkelijuk uitrekenen - telt een roede 11, 54 m². Maar is het ook zo? Vergeet het maar. De praktijk is veel weerbarstiger. De grootte van een roede loopt uiteen van 11 m² tot 12 m² en alles daartussen.
Bovendien hebben al die percelen gewisseld van grootte, door opsplitsing, samenvoeging, nieuwe opsplitsing, andere samenvoeging. In grote trekken bleef hetzelfde wat in de details in de loop van de tijd aanmerkelijk is gaan verschillen. Het resultaat is dat bijna niets meer echt 'past'.

In de verpondingsregisters staan begrenzingen van een aantal percelen aangegeven. Landje x lag naast eigenaar P ten zuiden, eigenaar Q ten westen en weggetje R ten oosten. Van ongeveer vijf procent is op deze wijze de ligging bekend. 
Vele van die percelen zijn in de loop van de tijd een keer verkocht. Dat werd geboekstaafd bij de notaris in een acte en bij schout en schepenen in de transportregisters. Daar moest natuurlijk worden aangegeven om welk stuk land het ging, naast wie of wat het lag (want genummerd waren ze nog niet). Er zijn vele honderden van deze transportpapieren bewaard gebleven. Een zeker aantal daarvan is bruikbaar, lang niet alle. Je moet immers eerst 'een begin hebben'. Heb je dat niet, dan hangt zo'n stukje land 'in de lucht' en weet je nog niets.

Eén van de prachtige door P. Leek getekende kaarten.

 

Toch gaat de plaatsing van al die percelen uit het verpondingsregister in de nieuwe kadastrale indeling lukken. Met geduld, met geluk, met nauwkeurig lezen (vooral dat!) van wie achtereenvolgens eigenaar waren, en met kunst- en vliegwerk heeft zeker 80% nu zijn plek gevonden. De rest komt ook nog wel.

Waar de "Hollebol" lag weten we inmiddels. Het stukje moerassige grond of juist het stukje zandige er iets bovenuit stekende grond ('bol' betekent beide; denk voor het laatste maar aan de Razende Bol) van Holle (de Friese naam Holke) lag in de sectie G, de Lagedijker Caag, tegen het Keinsmerwegje aan vlakbij de Westfriese Zeedijk. (Ter oriëntatie: bij de Westfriese Zeedijk, links langs het karrepad naar het trapbrugje.)

Waar de "Lollepot" lag weten we. Het stukje grond dat wat verdiept lag (als een pan of pot, denk maar aan de duinpan) van Lolle (de Friese naam Lolke; denk ook aan Lollebrug of Lollebergh)) lag in de sectie E, tussen de Tjallewallerweg en de Tjallewaldervaart. (Ter oriëntatie: vlak ten westen van de S3 tussen de terp Avendorp en de huizen langs de Tjallewal.)

Deze gegevens kun je onder andere vinden in het boek 'Veldnamen in Nederland', geschreven door M. Schönfeld, oorspronkelijk uitgegeven in een tweede ongewijzigde herdruk in 1950 en in 1980 eveneens ongewijzigd en van een voorwoord voorzien door Rob Rentenaar, toen medewerker van het Meertensinstituut in Amsterdam.

Tot zover een tweede verslagje van de werkgroep Veldnamen.

 

 

De korenmolenaars op de Oostermeelmolen van Schagen 

Door Ruud van de Pol

Vrije molenaars waren de industriële ondernemers van hun tijd. Zij durfden kapitaal te investeren in de door natuurkracht, water en wind, aangedreven machines. Een degelijke molen vergde een investering tussen de 1000 en 2000 gulden. Ter vergelijking: woonhuizen ging van de hand voor bedragen tussen de 40 en 150 gulden en ambachtslieden als messenmaker, grofsmid, zilversmid, wever, timmerman en metselaar, investeerden bedragen tussen de 100 en 300 gulden in werkplaats en gereedschap.

In de zestiende eeuw, de eeuw waarin het aantal windmolens in onze omgeving aanmerkelijk toenam, telde Schagen aanvankelijk slechts één molen. Rond 1600 waren er echter al minstens vier, mogelijk zelfs vijf, door wind aangedreven industriemolens. Drie korenmolens en een zaagmolen en mogelijk nog een oliemolentje, voorzagen de Schagenaars van meel, timmerhout en spijs-, lamp- of smeerolie. 
Op al deze molens was een molenaar werkzaam. Op de Oostermeelmolen, die aan het einde van de Molenstraat heeft gestaan, zoals u in het vorige nummer van de Kakelepost hebt kunnen lezen, waren de volgende molenaars werkzaam.

De molenaar op een prent van de gebroeders Luyken.


Gerrijt Jansz
In 1544 worden de erfgenamen van Gerrijt Jansz moller, wonende aan de Hoep, getaxeerd voor de aanslag van de 10e penning. Molenaar Gerrit Jansz is dus overleden en zijn erfgenamen zijn belastingplichtig.
Als hij een vrouw en kinderen had gehad toen hij overleed, zouden die genoemd zijn als de belastingplichtigen. Waarschijnlijk was hij ongehuwd of weduwnaar zonder kinderen en is de molen overgegaan naar familieleden in de 2de of nog hogere graad.
In datzelfde jaar woont in Schagen een zekere Cornelis Jansz, die eveneens moller genoemd wordt. Deze wordt getaxeerd voor de belasting op het morgengeld (grondbelasting) vanwege twee stukken land in de polder Neskaag die hij in eigendom heeft.
Gezien het patroniem Jansz en de beroepsaanduiding moller, zou dit een broer van Gerrijt kunnen zijn. Vermoedelijk heeft hij de molen geërfd. Hij zou de Cornelis Jansz kunnen zijn die een huisje bezit aan de Hoep, niet ver van de molen. 
De volgende molenaar die we tegenkomen is:

Jacob Lourisz
In 1558 wordt Jacob Lourisz in de Mollenstraet 'van sijn huijsken ende meelmollen' getaxeerd voor de 10e penning. Hoe lang deze Jacob de molen in zijn bezit gehad heeft, is niet bekend want de koop- en verkoopakte zijn niet gevonden. De molen is in elk geval voor maart 1561 verkocht, want dan is er een nieuwe eigenaar:

Pieter Jansz moeller of moller
In het belastingkohier van 1561 wordt deze genoemd als eigenaar van het huisje, de molen en de molenwerf aan de Hoep. Pieter Jansz komt verschillende malen voor in de transportregisters van Schagen als hij contracten - of zijn het weddenschappen? - afsluit op het wel of niet plaatsvinden van bepaalde gebeurtenissen voor een bepaalde dag en uur. Doorgaans gaat het over het wel of niet in leven zijn van kinderen. Merkwaardige contracten, waar soms zelfs de pastoor bij betrokken is. Al met al een interessant onderwerp voor nader onderzoek.
Wanneer Pieter Jansz is overleden, is niet bekend. In elk geval voor 17 september 1581, want op die datum koopt de weduwe van Geel Jansdr een huisje "staende ende leggende in de Meulenstraet belent Claes Altegoet aent suijden ende de weduwe van Stoffel Nannes s.g. (saliger gedachtenis ) aenden noorden".
In 1566 heeft de molen al enige jaren een nieuwe eigenaar, genaamd:

Wijbrant Claess
Op pagina 325 in inventarisnummer 5885 lezen we: "Wijbrant Claess nutertijt poorter woonende binnen Schagen bekent schuldig te wesen ende verwillekuert (belooft aan) Aerian Wijbrants backer een somma van 86 gulden en 13 1/2 stuivers ter cause van de laeste custinge vant huijs ende meelmoolen staende opt oost van Schagen". Hij heeft dus de molen al enige tijd in bezit en moet nog de laatste termijn van de hypotheek betalen. Wijbrant Claess komt niet uit Schagen, maar is hier komen wonen als hij de molen koopt. Hij kwam vermoedelijk van het eiland Wieringen, althans daar woont hij in 1579. In het transportregister van dat jaar, op blz. 68, staat: "Wijbrant Claes moller wonende op de eijlant van Wieringen",. De juiste verkoopdatum van de Oostermeelmolen staat niet vast, maar in januari 1577 wordt Wijbrant genoemd als buurman bij de verkoop van een huisje in de Molenstraat. Hij woont dus nog in Schagen. In december van dat jaar heeft de molen echter een nieuwe eigenaar. De molen is dus tussen januari en december verkocht aan:

Allert Ariensz
Allert laat het niet bij de molen in Schagen, maar koopt ook de Oochmer meelmolen - de molen in Callantsoog dus. De schuld van 200 Carolusgulden belooft hij in twee termijnen af te lossen. Als onderpand dienen de Oostermolen, de molenwerf en het huisje. Nu wordt het verhaal onduidelijk. Allert blijkt eigenaar te zijn van de halve molen en heeft voor de andere helft nog een schuld bij Wijbrant Claess, de vorige eigenaar, van 550 gulden. Kennelijk wordt dit bedrag ergens geleend onder voorwaarde dat er jaarlijks met kerstmis 100 gulden wordt afgelost. Wijbrant Claess is bereid als borg op te treden.
In augustus 1580 heeft de molen een nieuwe eigenaar.

Cornelis Arisz Messke
Deze overlijdt echter vrij snel na de aankoop. Zijn weduwe met haar, vermoedelijk nog erg jonge kinderen weet geen raad met de molen. Haar voogden Pieter Michielsz Keijns en Harck Jan Wiggersz onderhandelen met Allert Ariens over terugkoop van de molen. Deze is daartoe bereid en in juli 1582 vindt de overdracht plaats. In de akte lezen we: "Dat geheel voldaen ende welbetaelt zijn den leste penningen metten eersten ende bedanckende den voornoemde Allert Aeriansz van zijne goede betalinge". Hoewel dit een standaard zin is in veel akten zal de weduwe blij geweest zijn met de voorspoedige verkoop en snelle betaling.
De molen is dus weer in handen van Allert Ariens die enige jaren later, hoeveel weten we niet, overlijdt. De molen krijgt dan een nieuwe eigenaar genaamd Gerrijt Jansz, tenminste dat denkt hij. Bij de koop, die waarschijnlijk niet geregistreerd is, is iets mis gegaan zoals enige tijd later zal blijken.

Standerd molen op een grafzerk in Nieuwe Niedorp.

 

Gerrijt Jansz
Medio januari 1591 verkopen Gerrijt Jansz en Gerrijt Reijers als voogden van "comparants (Gerrijt Jansz) huijsvrouwen overleden broeders kint" (een neefje of nichtje dus) een derde deel van een huis naast de kerk van Harenkarspel aan Jan Florisz de buurman. Vermoedelijk is het eigendomsrecht van het huis niet schriftelijk vastgelegd en wil de koper zekerheid. Om te garanderen dat de verkoop rechtmatig is geeft Gerrijt Jansz de Oostermolen in Schagen als onderpand. Hij is er dus van overtuigd dat hij de rechtmatige eigenaar is van de molen. Vermoedelijk had hij een mondelinge overeenkomst met de erfgenamen die dachten dat zij de molen wel van de hand konden doen. Er was echter nog een rechthebbende, genaamd Huijbert Aeriansz van de Blockhuijsen. Dit zou, gezien het patroniem, een broer van de overleden molenaar Allert Ariensz kunnen zijn, die de molen betaald heeft.
Op 17 mei 1591 verkoopt deze Huijbert de molen aan twee kinderen van de overledene: Sijmon Cornelisz Schoutes en Aerian Aeriensz. Zij zijn waarschijnlijk de personen die de molen mondeling hebben verkocht aan Gerrijt Jansz. 
Op 20 januari 1592 komen ze gedrieën bij de schepenen waar de twee erfgenamen "bekenden dat zij vercoft hadden en ende alsnoch vercopen bij desen Gerrit Jansz den ooster meelmolen binnen Schagen te samen metten huijse erve ende molenwerff". 
Gerrit Jansz verkoopt, nog tijdens de zitting de molen, het huis met erf en de molenwerf, voor 1400 gulden door aan Elcko Jansz. Deze betaalt 400 gulden contant en belooft het restant in jaarlijkse termijnen af te lossen.

Elcko Jansz
In registers van de Generale pacht die vanaf 1605 beschikbaar zijn, wordt hij Eelke of Elico genoemd. Voor deze belasting geldt, als maatstaf voor de aanslag, de waarde van het onroerend goed, het meubilair, de hoeveelheid rundvee en paarden, land in eigendom en het bezit aan contant geld. 
Tussen 1600 en 1620 wordt hij aangeslagen voor de volgende bezittingen:
1605: 4,5 gars land, twee koeien en een vaars. De aanslag bedraagt 6 schellingen.
1610: 6 gars en 10 snees land, 3 koeien en 400 gulden. De aanslag bedraagt 11,5 schellingen.
1615: 11 gars en 2,5 snees land, 5 koeien, 400 gulden en in Dirkshorn 1 gars land dat 12 gulden huur opbrengt. De aanslag bedraagt 14 schellingen.
Uit de aanslagen blijkt dat het hem goed gaat. In Schagen behoorde hij tot de hogere middenklasse.

Op 16 april 1623 is zijn bezit afgenomen. Vermoedelijk is zijn vrouw overleden en maakte zijn zoon Jan Eelckess aanspraak op zijn deel van de erfenis. Elcko is dan slechts voor de helft eigenaar van de molen, 10 gars en 7,5 snees land en 4 koeien. Hij wordt aangeslagen voor 14,5 schellingen. De landhuur bedraagt 110,5 gulden.
Jan Eelckess bezit de andere helft van de molen en het huis. Hij heeft 2 koeien en 5 gars land. De landhuur bedraagt 67 gulden. Hij wordt aangeslagen voor 8 schellingen.
Niet lang na deze datum zal hij de molen verkocht hebben aan

Claes Jansz Molenaer
Deze Claes is slechts korte tijd molenaar geweest op de Oostermolen want op 27 augustus 1624 verkoopt hij de molen. 
"Wij Adriaen Claesz Bergen ende Claes Wijbrantsz, schepenen binnen Schagen, oirconden ende kennen eenen iegelicken dat voor ons gecompareert is Claes Jansz Molenaer onsen mede poorter ende bekende voor hem ende sijnen erven vercoft te hebben ende vercoopt mits desen Pieter Jansz ende Pieter Willems beijde van Barsingerhorn sijn huijs erve coorenmolen molenwerf ende 't erff bijde boomgaert van Cornelis Aeriaensz Grooff staende ende gelegen binnen Schagen inde Molenstraet belent Cornelis Aeriaensz voorseijd ten oosten, Jan Jacobsz moers Jan ten westen (...)". Pieter Jansz is doorgehaald dus de nieuwe eigenaar is nu Pieter Willemsz uit Barsingerhorn.

Pieter Willemsz
Het is mogelijk dat Claes Jansz nog enige tijd molenaar is geweest op de Oostermolen, want in maart 1625 wordt hij nog genoemd als buurman van Cornelis Aeriansz Schuijtemaker in de Molenstraat.
Wanneer Pieter de molen verkocht heeft, is niet in de transportregisters van Schagen gevonden. In 1628 blijkt de molen echter in handen van Jan Lammertsz en Cornelis Cornelisz 'mede'molenaars in Schagen. Zij komen overeen met Adriaen Jansz Spaniaert dat deze de molen zal afbreken en buiten het rechtsgebied van Schagen zal brengen. Hetgeen gebeurd is, want sinds dat jaar komt de molen niet meer in de archiefstukken voor. Het huis, met erf en molenwerf, wordt in 1633 verkocht aan Cornelis Jacobsz Wagenmaker. Deze vervangt de woning in 1637 en bouwt er in 1642 een tweede woning naast.

De herinnering aan de eerste Schager windkorenmolen vervaagde en nog geen honderd jaar later wist men in Schagen niet beter dan dat de Molenstraat zijn naam dankte aan de slijpmolens van de aldaar werkzame messenmakers.

Bronnen:
Schagen: Kohieren van de 10e, de 110ste penning en het morgengeld. 1544, 1557, 1561. Noord-Hollands Archief Haarlem. KopieëncollectieA, toegangsnr. 151.1
Transporten Schagen, ORWA Schagen 5885 t/m 5895, Regionaal Archief Alkmaar.
Schagen, OA Schagen Generale Pachtinge inv. nr. 140-143, Regionaal Archief Alkmaar

 

 

De molenstraat en de molens

Door Ruud van de Pol

In Schagen kennen we de Molenstraat in de oude kern en in de Waldervaart de Molenweg met daar in de directe omgeving straten met namen als: Korenmolen, Zaagmolen, Strijkmolen en Watermolen. Allemaal namen die ons herinneren aan de vele molens die ooit in Schagen stonden. Ze werden aangedreven door mensenhanden en -voeten, dieren en wind. 

Drie windkorenmolens
In het eerste kwart van de 16de eeuw stonden in Schagen drie windkorenmolens. In volgorde van oprichting waren dit: de Ooster-, de Noorder- en de Westermolen. De eerste molen werd gebouwd aan de Hoep, de tweede aan het Noord en de laatste op de hoek van de Menisweg met de Loeterdijk. Na afbraak van deze molen in de jaren twintig van de vorige eeuw werd de Loeterdijk omgedoopt in Molenweg. Een molensteen, opgegraven bij de aanleg van het voetgangerstunneltje onder de Westerweg geeft ongeveer de plaats aan waar deze molen heeft gestaan. Dit is het enige tastbare overblijfsel van de Schager korenmolens dat nog rest. 

De Molenstraat
De Molenstraat zou zijn naam te danken hebben aan de slijpmolens van de messenmakers die hier hun bedrijf uitoefenden en werd daarom ook wel Messenmakersstraat genoemd. Inderdaad hebben hier verschillende messenmakers gewoond, maar de straatnaam bestond al voordat zij zich hier vestigden. De naam Molenstraat - geschreven als Mollenstraet - ben ik voor het eerst tegengekomen in een belastingregister uit 1558 met de titel 'Quoyer (kohier) van die van Scaegen' en wel in het gedeelte waarin alle eigenaren van huizen en erven in de banne van Schagen worden getaxeerd voor de zogenaamde 'tiende penninck'. Dit register is het tweede van de drie 16de-eeuwse belastingkohieren uit Schagen die in het Noord-Hollands archief in Haarlem worden bewaard. In het oudste deel, dat in 1544 is opgesteld, wordt de Molenstraat nog niet genoemd. Wel vermeldt dit register dat er een koren- of meelmolen was, maar niet waar hij stond. Ook wonen er dan in Schagen twee personen met de toenaam moller, molenaar dus.
In de transportregisters van Schagen waarin vanaf 1555 onder meer de overdracht van onroerend goed werd geregistreerd, komt de naam Molenstraat voor het eerst voor in het jaar 1565 in verband met een lijnbaan (touwslagerij) met woning aan de Molenstraat waar Pieter Albertsz Lijndraaijer de scepter zwaait.

Eeuwenlang kende Schagen uitsluitend dijken, wallen, werven, dorpen enz., maar geen straten. Een straat is namelijk volgens de eerste editie van Van Dale uit 1864: "een dubbele lange rij huizen door een beganen weg van elkander gescheiden". De Molenstraat voldeed als eerste aan deze voorwaarde. 
Als de belastinggaarders in 1558 hun ronde maken, beginnen zij bij Hogendorpe (Dorpen). Vandaar gaan zij naar Grootewal en Lutkewal en via Imkewal naar Tolcke en Tjallewal. Dan over Avendorp en Tjaersdorp naar de Haele, Hemmingewerff (Hemkewerf) en Legedijck verder naar Keijns. Van Keijns naar Nes en verder via de Houp door de Mollestraet en de Hoochzijde naar de Loet waar ze over de sloot neffens de Loet doorgaan naar Wijbedewerff (Noord). Als laatste gaan ze langs de Kerckebuert (noord- en oostzijde Markt) naar de Leegzijde. 

De Oostermolen was vermoedelijk een standerdmolen, een molentype dat na 1300 over geheel Nederland gebruikelijk werd.

 

De Molenstraat is nieuw in deze route. Voorheen ging de Hoogzijde, op de plaats waar hij nu ook eindigt (tussen de r.k. kerk en de pastorie), over in de Hoep. Ook de gracht heette op dit punt geen gracht meer, maar Hoeper sloot of Achter de Hoep. Namen die verdwenen na de demping van de gracht en het gedeelte van de Hoeper sloot tot de spoorwegovergang. De Hoog- en Laagzijde werden Gedempte Gracht en de Hoeper sloot werd Nieuwe Laagzijde. Het laatste deel van de Molenstraat vanaf de W. van Beierenstraat tot de spoorwegovergang dat tot de demping nog Hoep heette, werd toen Molenstraat.
Aan het einde van de Molenstraat en het begin van de Hoep stond op een open stuk grond het huisje met erf van de molenaar met daarachter de molenwerf met daarop de molen. Op de plaats dus waar bij de bouw van de Magnusbuurt de W. van Beierenstraat is aangelegd. Om vrij op de wind te staan, zal de molen op enige afstand van de huizen aan de Molenstraat hebben gestaan, naar schatting op de hoek van de Roosstraat.

Detail van de kaart van Schagen uit 'Toneel der Steden van Holland, Westfriesland en Utrecht' van Joan Blaeu
die in 1652 in Amsterdam verscheen. De Oostermolen aan het eind van de Molenstraat was toen al 24 jaar verdwenen.

 

Wanneer werd de molen gebouwd?
In 1544 wordt de molen voor de belasting getaxeerd; hij stond er toen dus al; maar sinds wanneer is niet precies te achterhalen. Het aantal geschreven bronnen waaruit de geschiedenis van Schagen van voor het jaar 1500 is te reconstrueren, is klein. Twee van de belangrijkste bronnen met betrekking tot Holland en West-Friesland omstreeks 1500 zijn de Enqueste van 1494 en de Informacie van 1514. In beide jaren werd een onderzoek gedaan naar de staat van de steden en dorpen in bovengenoemde gebieden. Aan enkele vooraanstaande bewoners werd gevraagd naar het aantal woningen, de bedrijvigheid, de oppervlakte van het land en de overheidsfinanciën. De twee bronnen zijn door historici uitgebreid onderzocht en de onderzoeksresultaten zijn in talloze publicaties gebruikt. Over deze bronnen en de informatie die hier uit gehaald kan worden, is veel te vertellen, maar dat is een ander verhaal. We beperken ons nu tot de molens en speciaal tot de windkorenmolens. Het resultaat is echter pover. De geënquêteerde Schagenaars meldden niets over molens of molenaars. De dichtstbijzijnde korenmolen stond in Noord-Scharwoude, althans daar woonde een molenaar. Misschien lieten de Schagenaars daar hun graan malen, tenslotte was deze plaats goed te bereiken over water. Deze veronderstelling is echter zeer speculatief. Het kan ook zijn dat in Schagen het graan met de hand of in een rosmolen werd gemalen.

De Schager windkorenmolen is dus gebouwd tussen 1514 en 1544. Dit was een periode waarin een grote activiteit op het gebied van de molenbouw werd ontplooid. Om de afwatering van het gebied van de Schager- en Niedorperkoggen te verbeteren, werden er gedurende deze periode wel negen poldermolens gebouwd. Bij Schagen waren dit de Neskagermolen, Snevertmolen, Hooglandse molen en in Barsingerhorn de Kaagmolen. De andere vijf molens verrezen in de buurt van Nieuwe Niedorp en Winkel. Voor de timmerlieden uit de omgeving waren deze bouwactiviteiten een prachtige gelegenheid om vakkennis en ervaring op te doen in de bouw van windmolens. Van deze nieuw verworven kennis is door een ondernemer gebruikgemaakt bij het bouwen van een korenmolen.
Driekwart eeuw heeft de molen voor de Schagenaars gemalen tot er een concurrerende ondernemer kwam die aan de Lagezijde van het Noord een korenmolen bouwde. Deze molen kreeg de naam Noordermolen. De oude molen in de Molenstraat werd voortaan de Oostermolen genoemd. Het maalbedrijf was kennelijk zo lucratief dat er aan het begin van de 16de eeuw nog een molen bij kwam op de hoek van de Menisweg met de Loeterdijk. Dit werd de Westermolen.
De Gouden Eeuw was begonnen en Schagen profiteerde mee, maar drie korenmolens was toch wat te veel voor Schagen. De eigenaars van de Noorder- en Westermolen wilden van de concurrent af en fuseerden. Samen kochten zij op 27 juni 1624 de Oostermolen, een transactie waarmee zij het alleenrecht op het malen van graan verwierven. 
Stilstand is achteruitgang en zeker voor een molen. Als de twee nieuwe molens het werk aankunnen, wordt een oude werkloze molen een schip van bijleg zullen de eigenaars hebben gedacht en zij boden de Oostermolen te koop aan onder voorwaarde dat de molen afgebroken zou worden en dat er tien jaar geen nieuwe korenmolen in Schagen gebouwd zou worden. Vier jaar later was Adriaen Jansz Spaniaert, molenaer hier ter stede, bereid om de molen te kopen onder de gestelde voorwaarden. Op 16 augustus 1628 werd de koop gesloten. De molen werd gesloopt en ergens buiten het rechtsgebied van Schagen weer opgebouwd. 

De windmolen waar de Molenstraat zijn naam aan dankte, was nu verdwenen, maar er waren inmiddels in de straat andere molens gekomen. In 1615 stond aan de Molenstraat de volmolen van Jan Dircxsz Geus alias Jan Dircxsz Voller. In een volmolen werden wollen lakens in een papje van vollersaarde en urine gelegd om ze te vervilten. Het stampen gebeurde met de hand of met een molen aangedreven door de wind of een paard (ros). Dat laatste zal in Schagen het geval geweest zijn. Over deze volmolen, die vermoedelijk aan de sloot Achter de Hoep stond in verband met het benodigde spoelwater, is verder nog niets bekend.
Ook woonden er een koppendraaier die met zijn draaibank kaaskoppen draaide, een wieldraaier die spinnewielen maakte en verschillende messenmakers met slijpstenen die door mens of dier draaiende werden gehouden. Het was zelfs zo dat de straat enige tijd Messenmakersstraat werd genoemd. Kortom, ook na 1630 draaiden hier dus molens genoeg om de naam Molenstraat te rechtvaardigen.

Bronnen:
- Schagen: Kohieren van de 10e, de 100ste penning en het morgengeld. 1544, 1557, 1561. Noord-Hollands Archief Haarlem, Kopieëncollectie A, toegangsnr. 151.1.
- Enqueste en Informacie. De integrale tekst is te vinden op de website van het IISG http://www.iisg.nl/nationalaccounts/enqueste/.
- Transporten Schagen, ORWA Schagen 5885 t/m 5895, Regionaal Archief Alkmaar.

  

terug naar de feestpagina | naar het beeldmateriaal van Schagen